Lectionarium

DAGELIJKS EVANGELIE
  • Woensdag 24 April : Uit de Handelingen der apostelen 12,24-25.13,1-5a.
    In die dagen gedijde het woord des Heren en breidde zich uit. Barnabas en Saulus keerden terug na hun dienst­werk in Jeruzalem volbracht te hebben en namen Johannes, die ook Marcus genoemd werd, mee. In de gemeente van Antiochië waren er profeten en leraren: Barnabas, Simon die Niger genoemd werd, Lucius uit Cyrene, Manaen, jeugdvriend van viervorst Herodes, en Saulus. Terwijl ze eens voor de Heer de heilige dienst verrichtten en vastten, sprak de heilige Geest: 'Zonder Mij Barnabas en Saulus af voor het werk, waartoe Ik hen heb geroepen.' Na vasten en gebed legden ze hun toen de handen op en lieten hen vertrekken. Aldus door de heilige Geest uitgezonden, gingen zij naar Seleucie en voeren vandaar naar Cyprus. Zij kwamen aan in Salamis en predikten er het woord Gods in de synagogen van de Joden.
  • Woensdag 24 April : Psalmen 67(66),2-3.5.6.8.
    God, wees ons genadig en zegen ons, laat het licht van uw gelaat over ons schijnen, dan zal men op aarde uw weg leren kennen, in heel de wereld uw reddende kracht. Laten de naties juichen van vreugde, want u bestuurt de volken rechtvaardig en regeert over de landen op aarde. Dat de volken U loven, God, dat alle volken U loven. Moge God ons blijven zegenen, zodat men ontzag voor Hem heeft tot aan de einden der aarde.
  • Woensdag 24 April : Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 12,44-50.
    In die tijd verklaarde Jezus met luider stem: 'Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Hem die Mij gezonden heeft; en wie Mij ziet, ziet Hem die Mij gezonden heeft. Als een licht ben Ik in de wereld gekomen, opdat al wie in Mij gelooft, niet in de duisternis blijft. Indien iemand mijn woorden hoort zonder ze te onderhouden, dan veroordeel Ik hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te veroorde­len, maar om de wereld te redden. Want wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanvaardt, heeft reeds iemand die hem veroordeelt: het woord dat Ik gesproken heb, dat zal hem veroordelen op de laatste dag. Ik heb immers niet uit Mijzelf gespro­ken, maar de Vader die Mij gezonden heeft. Hij heeft Mij opgedragen wat Ik moet zeggen en verkondigen. Ik weet dat zijn opdracht eeuwig leven betekent. Wat Ik dus verkondig, verkondig Ik zoals de Vader het Mij gezegd heeft.'
  • Woensdag 24 April : H. Anselmus
          O goede Meester, Jezus Christus, ik was zonder redding, en ik vroeg niets, ik dacht er zelfs niet aan, en uw licht heeft mijn nacht verlicht... U hebt de last die me verpletterde van mij afgenomen, U hebt hen die mij aanvielen, teruggeduwd, U hebt mij een nieuwe naam gegeven (Ap 2,17), welke ontleend is aan de Uwe, de naam: christen. Ik was terneergedrukt, U hebt me weer opgericht. U zei tegen mij: "Heb vertrouwen, Ik heb je vrijgekocht, Ik heb mijn leven voor jou gegeven. Als jij je aan Mij wilt hechten, dan zul je aan het kwaad ontsnappen en aan de afgrond waar je op afrent, Ik zal je naar mijn Koninkrijk leiden..."       Ja, Heer, U hebt alles voor mij gedaan! Ik was in de duisternis en ik wist niets..., ik daalde af in de muil van de ongerechtigheid, ik was gevallen in de ellende van de tijd om nog dieper te vallen. En op het moment dat ik me reddeloos voelde, hebt U me verlicht. Zonder dat ik het zelfs maar vroeg, hebt U mij verlicht. In uw licht zag ik wat de anderen waren en wat ik ben...; U hebt mij vertrouwen in mijn heil gegeven, U hebt uw leven voor mij gegeven... Ik ben er dankbaar voor, o Christus, ik heb alles aan uw liefde te danken.
  • Dinsdag 23 April : Uit de Handelingen der apostelen 11,19-26.
    In die dagen trokken zij die vanwege de vervolging verspreid waren, verder tot Fenicië, Cyprus en Antiochië toe, terwijl zij het woord alleen maar aan de Joden predikten. Maar er waren onder hen mannen uit Cyprus en Cyrene, die na hun komst in Antiochië zich ook tot de Grieken richtten en hun de Heer Jezus verkondigden. De hand des Heren was met hen, zodat een groot aantal het geloof aannam en zich tot de Heer bekeerde. Het gerucht over hun optre­den kwam ook de Kerk van Jeruzalem ter ore en men vaardigde Barnabas af naar Antiochië. Toen deze daar aankwam en Gods genade zag, verheugde hij zich en wekte allen op met hart en ziel de Heer trouw te blijven. Hij was een goed man, vol van heilige Geest en geloof. Veel mensen werden voor de Heer gewonnen. Daarop vertrok hij naar Tarsus om Saulus te gaan zoeken. Toen hij hem gevonden had, bracht hij hem naar Antiochië. Een vol jaar namen zij deel aan de bijeenkomsten in die gemeente en gaven onderricht aan een grote menigte. Het was in Antiochië dat de leerlingen voor het eerst christenen werden genoemd.
  • Dinsdag 23 April : Psalmen 87(86),1-3.4-5.6-7.
    Zijn stad op de heilige bergen: de Heer heeft haar lief. De poorten van Sion veel meer dan alle tenten van Jakob. Hoe groots is het wat er van u wordt voorzegt, Jeruzalem, stad van God. Eens worden Egypte en Babel geteld tot hen die de Heer vereren. Ja, Filistijnen en Tyrus en Koes, ook zij worden burgens van Sion. Zij zullen dan zeggen: mijn moeder is zij, uit haar zijn wij allen geboren. En Hij zal zelf verklaren, de Allerhoogste, de Heer. Hij zal in het boek van de volkeren schrijven: ook deze horen daar thuis. Dan zullen zij dansen en zingen: de bron van ons leven zijt Gij.
  • Dinsdag 23 April : Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 10,22-30.
    In die tijd werd te Jeruzalem het feest van de tempelwijding gevierd. Het was winter, en Jezus hield zich op in de tempel in de Zuilengang van Salomo. De Joden kwamen in een kring om Hem heen staan en zeiden tot Hem: 'Hoelang houdt Gij ons nog in spanning? Als Gij de Messias zijt, zegt het ons dan rond­uit.' Jezus gaf hun ten antwoord: 'Ik heb het u gezegd, maar gij gelooft het niet. De werken die Ik in naam van mijn Vader doe, zij leggen getuigenis over Mij af. Maar gij gelooft niet, omdat gij niet tot mijn schapen behoort. Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. Ik geef hun eeuwig leven; zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan en niemand zal ze van Mij wegroven. Mijn Vader immers, die ze Mij gegeven heeft, is groter dan allen; en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven. Ik en de Vader, Wij zijn één.'
  • Dinsdag 23 April : Geloofsbelijdenis "Quicumque" toegeschreven aan H. Athanasius
          Het algemeen geloof nu is, dat wij één God in de Drie-eenheid en de Drie-eenheid in de eenheid aanbidden, zonder de Personen te vermengen of het Wezen te delen. Want de Persoon van de Vader, die van de Zoon en die van de Heilige Geest zijn ieder een andere Persoon. Maar één is de Godheid van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, gelijk is hun heerlijkheid en gelijk van eeuwigheid hun majesteit. Zoals de Vader is, zo is de Zoon, zo is ook de Heilige Geest. Ongeschapen is de Vader, ongeschapen de Zoon, ongeschapen de Heilige Geest. (...) Zo is de Vader God, de Zoon God, en de Heilige Geest God. En toch zijn zij niet drie Goden, maar één God. (...)       Het ware geloof is dan, dat wij geloven en belijden, dat onze Heer Jezus Christus, de Zoon van God, evenzeer God als mens is. God is Hij, omdat Hij uit de natuur van de Vader vóór de tijden is voortgebracht; en mens is Hij, omdat Hij uit de natuur van zijn moeder ìn de tijd geboren is. Ten volle God en ten volle mens, met een redelijke ziel en een menselijk lichaam, gelijk aan de Vader naar zijn Godheid, minder dan de Vader naar zijn mensheid. Hoewel Hij God is en mens, is Hij toch niet twee, maar één Christus. Eén is Hij, echter niet doordat de Godheid is veranderd in mensheid, maar doordat Hij als God de mensheid heeft aangenomen. Eén is Hij, volstrekt niet door een vermenging van naturen, maar door de eenheid van zijn Persoon. Want zoals een redelijke ziel met het lichaam één mens is, zo is ook God en mens één Christus. Die geleden heeft om ons behoud, is neergedaald in het rijk van de dood, op de derde dag opgestaan uit de doden, opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van de Vader, vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
  • Maandag 22 April : Uit de Handelingen der apostelen 11,1-18.
    In die dagen hoorden de apostelen en de broeders in Judea dat ook de heidenen het woord van God hadden aangenomen. Toen Petrus dan in Jeruzalem kwam, maakten de gelovigen uit de besnijdenis hem het verwijt: 'Gij hebt het huis van onbesnede­nen betreden en met hen gegeten.' Nu begon Petrus hun een geregeld verslag te geven: 'Ik was,' zo zei hij, 'in de stad Joppe aan het bidden, toen ik in een geestver­rukking een visioen zag: een voorwerp, in de vorm van een groot laken, dat aan vier punten uit de hemel werd neergelaten, daalde uit de hemel en kwam tot vlak bij mij. Ik keek er naar met gespannen aandacht en zag viervoeti­ge dieren, wilde beesten, kruipende dieren en vogels. Bovendien hoorde ik een stem die tot mij zei: Komaan Petrus, slacht en eet. Maar ik zei: Dat in geen geval Heer, want nooit kwam er iets onheiligs of onreins in mijn mond. Maar de stem uit de hemel liet zich ten tweeden male horen en gaf mij ten antwoord: Beschouw niet als onheilig wat God rein heeft verklaard. Dit gebeurde tot drie keer toe en toen werd alles weer naar de hemel opgetrokken. Terstond daarop vervoegden zich drie mannen bij het huis, waar we verbleven; ze waren uit Caesarea naar mij toegezonden. De Geest beval mij zonder bedenken met hen mee te gaan. Ook deze zes broeders gingen met mij mee en wij traden het huis van die man binnen. Hij vertelde ons, hoe hij een engel in zijn huis had zien staan die zei: Zend iemand naar Joppe om Simon, bijgenaamd Petrus, te halen. Die zal u zeggen op welke wijze gij en heel uw huis redding kunt vinden. Juist was ik begonnen te spreken, toen de heilige Geest op hen neerkwam, zoals in het begin ook op ons. Toen dacht ik terug aan het woord van de Heer, hoe Hij gezegd had: Johannes doopte met water, maar gij zult gedoopt worden met de heilige Geest. Indien God hun nu dezelfde gave gegeven heeft als aan ons, die reeds geloofden in de Heer Jezus Christus, hoe zou ik dan in staat geweest zijn God tegen te houden?' Toen zij dat gehoord hadden, waren zij gerustge­steld en verheer­lijkten God met de woorden: 'Zo heeft God dan ook de heidenen de bekering ten leven geschonken.'

Teksten zijn ontleend aan de website "Dagelijks Evangelie, www.dagelijksevangelie.org